Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

portret P.C. Boutens


Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

Negende sonnet

Is het uit vrees een weduws oog te vochten
Dat gij uzelf verteert in eenlingsstaat?
De weerld, aai, zoo ze u oirloos grafwaarts brochten,
Drijft rouw om u als vrouw rouwt om haar maat.
Niet enkel dat cle weerld uw weêuw zal wezen:
Zij weent dat gij geen beeld haar achterliet,
wijl al gemeene weêuw haar echtvriends wezen
In kinderoogen klaar voor oogen ziet.
Wat geldverkwister, zie, ter weerld verdoet,
Wisselt van hand, doch blijft der weerld behooren;
Schoonheid verspild verbeurt de weerld voorgoed,
Maakt houder die voor zich haar houdt, telore.
   In diens hart woont geen liefde tot zijn soort,
   Die aan zich zelf bedrijft zoo’n schande en moord.

Uit: P.C. Boutens, Verzamelde Lyriek, deel II, 1922-1943, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1968.



Aantekeningen:


r. 1 vochten = vochtig maken, doen tranen.
r. 2 eenlingsstaat = een neologisme.
r. 3 aai = uitroep, ai, oh. Niet ‘streling’.
oirloos = heirless, zonder (mannelijke) nakomeling, erfgenaam.
brochten = brachten (Zeeuws).


Engelse tekst
   + nieuwe vertaling

oude spelling

Andere vertalingen:
Burgersdijk
Verwey
Moulijn-Haitsma Mulier
Decroos
Jonk
Verstegen
Van der Krogt
Grandgagnage

Digitaal boek

Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 52
Sonnet 95
Sonnet 109