Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

de 'Droeshout-gravure' van Shakespeare

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

20

A woman's face with nature's own hand painted
Hast thou, the master mistress of my passion,
A woman's gentle heart, but not acquainted
With shifting change, as is false women's fashion,
An eye more bright than theirs, less false in rolling,
Gilding the object whereupon it gazeth,
A man in hue all hues in his controlling,
Which steals men's eyes and women's souls amazeth.
And for a woman wert thou first created,
Till nature as she wrought thee fell a-doting,
And by addition me of thee defeated,
By adding one thing to my purpose nothing.
   But since she pricked thee out for women's pleasure,
   Mine be thy love and thy love's use their treasure.

Een vrouwsgezicht, Natuur de visagiste,
Heb jij, én mij - je passieslaaf. Je hebt
Een teder vrouwenhart, maar niet de listen
Waarmee veel valse krengen zijn behept.
Feller je blik, oprechter dan de hunne,
Verguldt al wat je met je oog fixeert;
Verbazing wek je bij de and're kunne,
Als mannenman toch ook gerespecteerd.
Eerst nog als vrouw bestond je in haar dromen;
Eenmaal aan 't werk werd de Natuur je bruid,
Voegde iets toe, heeft jou me zo ontnomen:
Banaan, voor mij? Geef mij maar ander fruit.
   Vrouwvriendelijk schiep ze je onderbuik;
   Schenk mij je hart, en hun je vruchtgebruik.


't Gezicht van een vrouw, make-up der natuur,
Heb jij, de prins en prinses van mijn dromen;
't Lieflijk hart van een vrouw, maar niet zo onpuur,
Constanter dan bij vrouwen waargenomen,

Een helderder oog, niet draai'rig als 't hare,
Een blik die al waar 't op valt voor zich wint;
Een ware man ook, met manlijke waren,
Die mannen opvalt en vrouwen opwindt.

De natuur had jou voorbestemd tot vrouw,
Maar werd bij 't maken van jou gek, en ging
'n Stap verder, die mij vervreemdde van jou –
Behing je met 'n ding waar ik niet naar ding.

Voor vrouwenplezier maakte zij jou hard;
Geef hun hard genot, maar gun mij jouw hart.


Een vrouwenaanschijn, door Natuur gehouwen,
Heb jij, bazin en baas van mijn begeren;
Een zacht hart ook, maar niet de tic van vrouwen
Om alles steeds te draaien en te keren.
Een mooier oog, zonder hun valse staren,
Dat al waarop zijn blik valt op doet lichten;
Mannelijke teint, en houding, stem en haren,
Wat vrouwenharten trekt, en mansgezichten.
Want tot een vrouw was zij je aan het bouwen,
Totdat Natuur verliefd op je ging worden
En jou iets extra gaf dat mij doet rouwen,
Want dat is mij een niet te nemen horde.
   Nu zij voor vrouwenlust jou wou bepalen
   Laat mij jouw liefde, hen je lijf maar halen.


De trekken van een vrouw gaf de natuur je,
Jij meester/meesteres van mijn bestaan.
Een vrouwenhart, maar niet zo ongedurig.
Je komt niet steeds weer met iets anders aan.
Je oog is helder, dwaalt wat minder snel,
En je verguldt al wat je kunt aanschouwen.
Je speelt als man je rol altijd model,
Neemt mannen voor je in, betovert vrouwen.
Natuur was bezig jou tot vrouw te maken,
Maar genereus deed zij er nog iets bij.
Een toevoeging, die mij jou kwijt deed raken;
Dat onderdeel is waardeloos voor mij.
   Ze heeft jou voor de dames toegerust.
   Geef mij je liefde, hen alleen je lust.


Nieuwe vertalingen zijn altijd welkom! Als je zelf ook een vertaling hebt die je hier wel geplaatst of gelinkt wilt zien, mail me dan.
Voor een Engelstalig commentaar op dit gedicht klik hier.
NB: toen ik onderstaande bespreking schreef, had ik van bovenstaande vertalingen alleen die van Erik Honders gelezen.

Commentaar

Wie graag een groot aantal vertalingen van dit sonnet wil vergelijken, kan terecht bij een interessant artikel van Arie van der Krogt, die het gedicht bespreekt aan de hand van 9 verschillende vertalingen. Tel je daarbij de vertalingen van Verwey, Decroos en Erik Honders op, dan zijn van dit ene sonnet nu al 12 Nederlandse vertalingen online beschikbaar.

Niet zo gek, want dit is een van de beroemdere gedichten in de reeks. Beroemd, en in zekere zin ook berucht. De cyclus was nog wel zo onschuldig begonnen, met 17 gedichten waarin een jonge vriend wordt aangespoord om nageslacht te verwekken. De toon was vriendschappelijk, maar niet uitgesproken amoureus. De schoonheid en edele inborst van de vriend werden geprezen, maar nog met enige afstand: het waren gedichten waarvan je je kon voorstellen dat ze waren geschreven in opdracht van adellijke ouders die hun zoon willen aansporen om eindelijk eens te trouwen.

Dan komt het beroemde Sonnet 18, een boegbeeld van de liefdespoëzie. Moest het eeuwige leven in de voorgaande sonnetten nog gegarandeerd worden door het verwekken van nageslacht, nu is het ineens de dichter zelf die aanbedene zal vereeuwigen – in zijn werk. Sonnet 18 en 19 zijn variaties op het thema: 'zolang deze gedichten worden gelezen, blijft de herinnering aan jou levend.'

Maar is die 'jij' dan nog wel een jongeman? Uit sonnet 18 en 19 blijkt dat nergens expliciet. Je zou kunnen vermoeden dat met sonnet 17 een cyclus is afgesloten, en dat de dichter nu iemand anders bezingt – misschien (zo hebben lezers in vroeger tijden misschien gehoopt) 'gewoon' een vrouw?

Sonnet 20 boort die hoop de grond in. Dit is duidelijk een liefdesgedicht van de dichter aan een man.

In parafrase: Jij hebt alle deugden en de schoonheid van een vrouw, zonder de zwakheden van vrouwen. Je bent zo lief, mooi en zacht als een vrouw, maar niet zo wispelturig en manipulatief. De reden is simpel: moeder Natuur had jou oorspronkelijk als vrouw bedoeld. Maar toen ze je schiep, bleek je zo mooi te zijn dat ze zelf verliefd op je werd. Daarom besloot ze op het laatste nippertje alsnog een man van je te maken. Ze voegde dus 'iets' toe aan jouw 'niets' – en met dat 'iets' (een penis) kan ik niets beginnen. Aangezien de Natuur jou nu zo heeft geschapen dat je slechts een vrouw (seksueel) genot kunt schenken, schenk hen dan slechts dat, en schenk mij je (platonische) liefde.

Dat de dichter geen trek heeft in het 'vruchtgebruik' van die 'banaan' (in Erik Honders' geestige vertaling), kun je opvatten als een teken dat hij weliswaar erg gesteld is op de vriend, maar juist geen zin heeft in de herenliefde. Dat lijkt een beetje de redenering te zijn van Jan Decroos, uit wiens voetnoot een krampachtige opluchting spreekt over het feit dat hij Shakespeare zo kan vrijpleiten van 'grofzinnige homsexualiteit'.

Nu lijkt het me niet zo zinvol om je te verliezen in speculaties over de seksuele geaardheid van Shakespeare zelf. Die is uiteindelijk toch onkenbaar, en in wezen ook helemaal niet interessant. Of zoals Stephen Booths conclusie over deze kwestie luidde: "William Shakespeare was vrijwel zeker homoseksueel, biseksueel of heteroseksueel." En daarmee is de kous af.

Wat je wel moet erkennen, is het spel dat wordt gespeeld met conventies en verwachtingen. Zoals Booth ook schrijft: "Shakespeare slaat retorische munt uit het feit dat de conventies waarmee hij werkt en het doel waarvoor hij ze aanwendt niet goed bij elkaar passen [zoals de liefde van de dichter voor zijn aanbedenen niet past bij het geslacht van de aanbedene - volgens de conventies van die tijd, FL] en uit het feit dat zijn geliefden niet zijn wat je volgens de sonnetconventies zou verwachten." (Booth, p. 548.)

Vanaf het eerste begin speelt Shakespeare met de verwachtingen die een sonnettenreeks wekt. Zo'n cyclus ging traditioneel immers over een ongenaakbare geliefde die van afstand werd aanbeden, en die bijvoorbeeld door de dichter werd aangespoord om toch met hem de liefde te bedrijven en nageslacht te verwekken, omdat ze ooit oud en lelijk zou worden. In de eerste 17 sonnetten wordt deze traditie op zijn kop gezet: de persoon die wordt aangespoord om zijn schoonheid te 'vereeuwigen' in nageslacht, is hier ineens een man – en de toon van de gedichten neigt naar een vaderlijke vriendschap.

In sonnet 20 zet hij de conventies verder op hun kop, door (waarschijnlijk diezelfde) man uit te roepen tot onderwerp van zijn liefde – misschien nog platonisch, maar wel op uiterst schunnige wijze verwoord.


Enkele opmerkingen over afzonderlijke regels:

2 mistress: Master Mistress (in moderne edities vaak met een streepje ertussen) is een typisch Shakepeareaanse nieuwvorming. Het is belangrijk om te beseffen dat 'mistress' in die tijd nog niet de betekenis had van het tegenwoordige 'minnares'. Het was toen nog gewoon de vrouwelijke vorm van 'master', meester. Wel betekende het 'minnares' binnen de traditie van de hoofse liefde: dus niet iemand met wie je in het hooi duikt, maar een verheven en van op afstand aanbeden, hooggeplaatste dame – de 'gebiedster van mijn hart', zoals Burgersdijk vertaalt. (De meeste moderne vertalers kiezen voor zoiets als meester-meesteres, en maken zich dus niet erg druk om de kinky bijbetekenis die 'meesteres' tegenwoordig een beetje aankleeft. Erik Honders draait het leuk om tot 'passieslaaf' – misschien omdat hij het fruit (passievrucht) al in zijn achterhoofd heeft...


3 acquainted: bevat waarschijnlijk een schunnige woordspeling (die ik in geen enkele vertaling terugvind). Quaint is een alternatieve spelling voor 'cunt', en 'not acquainted' betekent dus ook 'niet uitgerust met een vrouwelijk geslachtsdeel'.


4  Erik Honders maakt dit in zijn vertaling iets vrouwvriendelijker dan het origineel, net als trouwens Arie van der Krogt, die het heeft over 'vals gedraai, waartoe een vrouw soms dreigt'. Zelf denk ik dat 'vals gedraai, waartoe de vrouw steeds neigt' dichter bij de strekking van het origineel komt. Het hangt er een beetje van af of je 'false women' opvat als 'die subgroep van vrouwen die vals zijn' of als 'vrouwen (die allen vals zijn)'. (Als het enkelvoud 'woman' was gebruikt, zou ik misschien sterker staan.)


6 guilding the object: de aanbedene verguldt alles wat hij ziet met zijn blik. Commentatoren wijzen er altijd op dat men in Shakespeares tijd dacht dat de ogen stralen uitzenden en zo de wereld als het ware belichten of aftasten. In feite had dus iedereen in die tijd (letterlijk) 'stralende ogen'.


7 A man in hue, all hues in his controlling: dit is een regel die ik ook na alle pagina's commentaar in de verschillende edities van de sonnetten maar moeilijk kan begrijpen. De commentatoren putten zich uit in het opsommen van mogelijke betekenissen, waarvan er een aantal naast elkaar kunnen bestaan. 'Hue' betekent 'uiterlijk, vorm, verschijning'. De regel wordt meestal geparafraseerd als: 'je bent uiterlijk een man, maar je bent zo veelzijdig dat je ook andere verschijningsvormen tot je repertoire mag rekenen'. Misschien het duidelijkst vertaald door Messelaar, met 'Gij man, zo schoon, dat g'ook een vrouw kunt zijn'.
Maar zelfs déze uitleg van de regel blijf ik raadselachtig vinden. De uitdrukking 'man in hue' is ook geen staande uitdrukking. Erik Honders had er misschien ook moeite mee, want als ik me niet vergis heeft hij hem heel handig weggemoffeld door gewoon de betekenis van regel 8 uit te smeren over twee regels...

De betekenis van de regel wordt verder gecompliceerd door het feit dat hij in de originele uitgave anders wordt gespeld: 'hues' staat daar geschreven als 'Hews', gekapitaliseerd en gecursiveerd. Dat heeft tot veel speculaties geleid over een mogelijke Hughes die Shakespeare gekend kan hebben.

Ik wil ook nog twee andere mogelijke woordspelingen vermelden: 'hues' kan ook worden gelezen als 'yous'; en er kan een toespeling in zitten op 'use' (zie regel 14), dat vaak niet alleen 'gebruik' betekent, maar 'gebruik voor seksuele doeleinden – of zoals Erik Honders het vertaalt,'vruchtgebruik'.

Om de betekenis van deze regel te kunnen duiden, grijpen sommige redacteuren (én vertalers) naar het lapmiddel van de tekstcorrectie: zij vermoeden in de eerste woorden een verschrijving van 'A maiden hue'. Decroos kiest bijvoorbeeld voor deze lezing en vertaalt het sonnet ook op die manier. Maar zo'n ingreep lijkt me onnodig, en uiteindelijk ook niet eens erg verhelderend.


10 fell a doting: 'doting' rijmt natuurlijk niet op 'nothing'. Men neemt algemeen aan dat 'nothing' in Shakespeares tijd vaak werd uitgesproken als 'noting', zodat het toen wel rijmde. (Al schijnen de nieuwste inzichten over de uitspraak van 16de-eeuws Engels dit weer tegen te spreken, volgens Blakemore Evans.)

'Fell a doting' betekent gewoon 'werd verliefd', met daarbij een lichte suggestie van verstandsverbijstering; 'verzot' is misschien een beter woord. Erik Honders zet in zijn vertaling meteen ook de volgende stap (de Natuur werd zijn bruid), wat zijn tekst misschien iets moeilijker te volgen maakt.

Maar als je de verschilende Nederlandse vertalingen leest, valt vooral de merkwaardige keuze van Boutens op. Zijn vertaling is te lezen in Arie van der Krogts artikel over dit sonnet. Boutens vertaalt: 'Maar onder 't beelden viel natuur aan 't dutten'.

Dit lijkt mij simpelweg fout. Overigens heeft Boutens zijn vertalingen nooit uitgegeven; ze zijn postuum verschenen, en eventuele fouten mag je hem dus niet aanrekenen. Maar ik vraag me wel af hoe hij tot deze lezing kwam. Was het een slordigheidje dat hij bij uiteindelijke publicatie zou hebben verbeterd? En waardoor werd het dan ingegeven? Door de klankovereenkomst tussen 'dutten' en 'doting'? Of is het een klassieke woordenboekfout – uitgaan van de verkeerde woordenboekbetekenis?

Het werkwoord 'dote' kan immers ook betekenen: 'het verstand verliezen als gevolg van ouderdom, seniel worden'. In die betekenis werd het door Shakespeare soms gebruikt. Ik kan echter geen passage vinden waarin hij met deze twee betekenissen een spel speelt; hij gebruikte het woord altijd ofwel in de ene of in de andere betekenis, nooit in beide tegelijk. Bij mijn weten wordt 'doting' bovendien nooit gebruikt in de betekenis van 'eventjes wegsuffen'.

De betekenis die hier is bedoeld, lijkt dus zonneklaar. Op zichzelf kun je je een gedicht voorstellen waarin de geliefde ineens van een 'thing' is voorzien doordat de natuur even zat te suffen. Maar Shakespeare schrijft dat de natuur verliefd werd. Dat sluit veel beter aan bij de rest van het gedicht: in de eerste twee strofen zagen we dat deze geliefde zowel mannen als vrouwen om zijn vinger windt; nu blijkt zelfs de hele natuur hopeloos verzot op hem te zijn.


13 pricked thee out: De primaire betekenis is 'uitgekozen', maar de woordkeuze is bijzonder schunnig. 'Prick' betekent lul, en het is dus (net zoals 'not acquainted' in regel 3) een toespeling op het feit dat de aanbeden geliefde is uitgerust met een penis. De enige vertalers bij wie ook een obscene woordspeling in de vertaling is terug te vinden, zijn Arie van der Krogt en Jan Jonk, met respectievelijk 'uitpikken' en gewoon 'pikken': 'Zo pikte zij jou uit voor vrouwenpret;' en 'Zij pikte jou om vrouwen te plezieren'.

Erik Honders' fruitige vertaling is ook dubbelzinnig, maar misschien eerder jolig van toon dan broeierig-sensueel. (Al doet al dat fruit me ook denken aan een blues-klassieker van Robert Johnson, die zo mogelijk nog schunniger is...)



Amsterdam, 06-02-07


oude spelling

Andere vertalingen:
Burgersdijk
Verwey
Decroos
Boutens
Jonk
Van der Krogt
Van Oyen
Grandgagnage
Van der Krogt
De Bruyn

Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154