Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

schilderij van Verwey

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

Mephistopheles Epicureus

I

'Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet: –
Hij eet van 't leven al wat lekker smaakt,
En proeft van ál zijn passies: zijn mond raakt
Iedere vrucht, die iedre hand hem biedt.

Hij zoekt in dronkenschap een droom, die vliedt,
In 't leven, – tot hij, moede en koud, ontwaakt,
Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt
Des levens droesem bitter als verdriet.

En dan noemt hij de wijn, die vreugde geeft –
Zijn passie – zonde, en nuchterzijn zijn deugd,
Daar hij zich dwaas dronk in een mooie droom,

En in het leven schijn zocht, die niet leeft.
Hij vleit zich met de erinn'ring zijner vreugd,
Maar durft geen appel proeven zonder schroom.



II

'Ik drink mijn zonden op als rijpe wijn
Waar een kap'laan zich heim'lijk aan bedrinkt: –
Hij feest zijn oog aan 't glas, dat halfvol blinkt
Binnen de lichtkring van de lamp, wier schijn

Wemelt rondom en scheem'ring wordt in 't klein
Vertrek, waar vóor hem zich een heir verdringt
Van dromen, tot zijn hoofd halfdromend zinkt:
Hij prevelt stukjes van een vroom refrein:

Hij droomt zich Kardinaal of Paus, maar houdt
De grendel op de deur – zijn pausschap komt
Niet verder dan de drempel van zijn cel:

De andre dag treedt need'rig en devoot
De priester, die in 't oud gewaad zich kromt,
Voor 't altaar en hij leidt de ritus wèl...



III

'Mijn zonde is ijdelheid, die niemand weet,
Maar die ik niet lichtvaardig van mij stuur
Als een onnutte dienstknecht. 'k Denk, Natuur
Gaf mij geen slaaf, opdat 'k die buitensmeet.

Want soms, als ik genot begeer, dan treedt
Hij voor mij heen en weeft elk eenzaam uur
Vol pracht van ijd'le fantasie – en 'k tuur
Naar 't spel, waartoe 'k mijn zinnen overreed.

Dan zie 'k mijzelf alleen en ongedeerd
Der fantasieën vloed gelijk een zee
Beschrijden en geniet mijn godlijk-zijn: –

Maar als ik aanstonds langs de straten treê
Ken ik mijzelve van mijn ijd'le schijn,
Daar men toch kent met wie men veel verkeert.



IV

'Ik heb van al mijn deugden en gebreken
Slaven gemaakt, die voor mijn voeten knielen
En bieden elk hun kunst – mijn uren krielen
Van vreemde vreugden, die 'k niet uit kan spreken.

'k Heb nooit de rijke beelden uitgestreken,
Die van 't penseel van deez' mijn slaven vielen
En zondigden, – van wat in mensenzielen
Kan wonen is geen ding mijn ziel ontweken.

En weinig heb ik van die pracht genomen,
Dat ik den mensen toon, die naar mij vragen:
'k Maak hun een mythe van mijn zonde en dromen:

En als ik dood ben zullen vele dagen
Vreemde verhalen gaan, van mij gekomen,
En dit geslacht tot in hun graven plagen.'




Het eerste sonnet in deze reeks van Albert Verwey deed me onmiddellijk denken aan Shakespeares sonnet 129. Die associatie werd versterkt door Komrijs interpretatie van het gedicht. Klik hier voor iets meer uitleg.

De tekst is overgenomen uit Ik ben gestemd om een sonnet te maken, Een bloemlezing uit de poëzie der Tachtigers, samengesteld en ingeleid door Harry G. M. Prick (Bert Bakker, 1980). Prick is alleen de aanhalingstekens vergeten waarmee elk der delen moet beginnen, die heb ik daarom zelf toegevoegd.

Amsterdam, september 2008


Meer Verwey:
Van de liefde die vriendschap heet


Shakespeare:
Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
Sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
Sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
Sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154