Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

schilderij van Verwey

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

11

Vestig die ogen niet op mij; hun blik
Is stijf als van wie stierf in gruwbre pijn;
Hef niet die handen, – ’k zag ze lang – zij zijn
Doorboord; – o God, geronnen bloed kleeft dik

Op uw gewonde voeten: – neen, verschik
Ze niet in hunnen dood: – daar is een schijn
Van stille glorie rond Hem, en op Zijn
Gelaat zie ’k eindloos leed, maar vrees noch schrik.

O liefste God, dien ’k liefheb wijl Ge lijdt,
Sluit Gij mijn ogen, dat ik niet meer zie,
Bind Gij mijn lippen dat ik niet meer spreek!

Opdat ik niet tot stervens bang uitbreek
In hoon en enen storm van snikken, die
U zoude smetten in Uw heerlijkheid.


Uit: Oorspronkelijk dichtwerk, eerste deel, 1882-1914, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1938.



Aantekeningen:





Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44

'Mephistopheles Epicureus'