Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

schilderij van Verwey

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

20

Leg nu uw ziel, dat moede kind, ter rust.
Het schreit, maar aanstonds is ’t in slaap geschreid
Als kindren plegen; ’t wiegje is haar bereid
Van liefde en ’t wiegelied, dat wenen sust;

Geen kind dat schreit is zich àl ’t leed bewust
Dat zijn kan, en als ’t even nederleit
Slaapt het en droomt en opent de oogjes wijd,
En lacht haar pop toe, die het pakt en kust.

O zeg niet, grote man: ik bén geen kind,
Of: ik ben wèl bewust en heb geen pop,
Waarmee ik spelen kan als ’k wakker word; –

Want álles is mysterie, o mijn vrind,
En daaruit staat geen mens bewuster op
Dan ’t kind, dat na zijn sluimer niets meer schort.


Uit: Oorspronkelijk dichtwerk, eerste deel, 1882-1914, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1938.



Aantekeningen:

Weer is het kind hier geen romantisch ideaal van onschuld en onbedorvenheid, maar vooral zinnebeeld van onvolgroeidheid, van de mens als speelbal van zijn emoties.
Vergelijk bijv. ook sonnet 15, 25 en 31-32.
En vergelijk dan ook eens Dèr Mouws sonnet 'Klein kindje heeft verdriet'.



Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44

'Mephistopheles Epicureus'