Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

karikatuur van Shakespeare door David Levine

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy



De sonnetvorm

Het sonnet is een van de klassiekste, meestgebruikte en herkenbaarste dichtvormen. De vormeisen zijn tamelijk streng, maar ook weer zo flexibel dat ik slechts één eigenschap kan bedenken die opgaat voor werkelijk alle verschillende sonnetvarianten: een sonnet heeft 14 regels.

Dat is niet genoeg om het sonnet als dichtvorm af te bakenen van andere poëzie. Shelley's beroemde 'Ode to the West Wind' bestaat uit vijf secties van veertien regels. Toch zal niemand beweren dat het een sonnettenkrans van vijf sonnetten is.

Dat komt door de strofe-indeling en het rijmschema. De secties van 'Ode to the West Wind' bestaan uit vijf strofen: vier strofen van drie regels (met als rijmschema: aba bcb enz.) en een afsluitende strofe van twee regels. Dat is terza rima, een rijmvorm die vooral bekend is van Dante's Goddelijke Komedie en die in sonnetten nooit wordt gebruikt.

Een sonnet is dus een rijmend gedicht van 14 regels – met een bepaald rijmschema, een bepaalde strofe-indeling, en een regelmatig metrum. Welk rijmschema dan, en welke strofe-indeling?

Strofe-indeling

Een sonnet bestaat uit vier strofen. Meestal zijn dat twee strofen van vier regels (twee kwatrijnen, die samen het octaaf vormen) gevolgd door twee strofen van drie regels (twee terzinen, die samen het sextet vormen). Om in voetbaltermen te spreken: een 4-4-3-3 opstelling. Deze wijdverbreide vorm wordt wel het Europese sonnet genoemd. Een zeldzame variant hierop is twee kwatrijnen gevolgd door drie strofen van twee regels (4-4-2-2-2).

Zoals iedereen weet, voetballen ze in Engeland liever aan de verkeerde kant van de weg. Dat geldt ook voor sonnetten. Het zogenaamde Engelse of Shakespeareaanse sonnet heeft drie kwatrijnen en wordt afgesloten met een strofe van twee regels (distichon). Engelse sonnetteers voetballen het liefst in een 4-4-4-2 opstelling.

Overigens werden in oudere poëzie de strofen doorgaans niet gescheiden door witregels. Latere dichters (vanaf de negentiende eeuw) plaatsen wel witregels tussen de strofen, waarna het ook gebruikelijk werd om dit te doen bij heruitgaven van oudere poëzie. Maar in de renaissance stond het sonnet meestal afgedrukt als één tekstblok.

Ook in de eerste uitgave van Shakespeares sonnetten vormen de gedichten telkens één tekstblok, waarin alleen de twee slotregels opvallen doordat ze inspringen. De meeste moderne uitgaven eerbiedigen deze layout, en ook de meeste Nederlandse vertalers, van Burgersdijjk tot Verstegen, laten hun vertalingen zo afdrukken. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld Albert Verwey en Arie van der Krogt.

Dat wil niet zeggen dat je in deze gedichten geen strofen kunt onderscheiden. Ze zijn nog duidelijk te herkennen in de inhoudelijke opbouw van het sonnet en door het rijmschema.

Rijmschema

Het sonnet heeft niet één vast rijmschema. In de kwatrijnen wordt soms omarmend rijm gebruikt (abba), maar je ziet ook heel vaak abab. Soms wordt voor beide kwatrijnen dezelfde rijmklank gebruikt (abab abab of abba abba), soms niet (abab cdcd).

Vooral in de rijmschema's van de terzinen zie je erg veel variatie, van abc abc tot abc cba, waarbij de eerste en de laatste rijmklank zich wel erg ver van elkaar bevinden. (Zie bijvoorbeeld Kloos' 'Ik ween om bloemen in de knop gebroken'.)

Het rijmschema van het Shakespeare-sonnet is niet veeleisend: drie kwatrijnen waarvan het rijmschema (abab) niet is geschakeld, afgesloten door een distichon.

Een strengere variant hierop is het Spenseriaans sonnet (klik hier voor een voorbeeld). Daarin is het rijm van de drie kwatrijnen geschakeld: abab bcbc cdcd.

Overigens gebruikt Shakespeare in de sonnetten bijna uitsluitend zogenaamd mannelijk of staand rijm. Het wordt meestal als veelbetekenend gezien dat hij juist wel gebruikmaakt van vrouwelijk rijm in sonnet 20, dat de vrouwelijkheid van een mannelijke geliefde tot thema heeft.

Opbouw

Strofe-indeling en rijmschema zijn niet louter vormtechnische aspecten. Ze hebben een nauwe relatie met de inhoudelijke opbouw van het gedicht.

Het klassieke sonnet valt uiteen in twee delen: twee kwatrijnen gevolgd door twee terzinen, ofwel een octaaf en een sextet. Dat weerspiegelt de inhoud van het gedicht. Idealiter valt ook die namelijk in twee delen uiteen, en wordt in het octaaf een hoofdgedachte uiteengezet waarop het sextet reageert. Het octaaf beschrijft bijvoorbeeld een landschap, en het sextet geeft een overpeinzing bij dit landschap. Of zoals in Shakespeares sonnet 29: in het octaaf beklaagt de dichter zich over zijn lot en alles wat hij níet heeft; in het sextet troost hij zich met de gedachte aan alles wat hij wél heeft (namelijk zijn geliefde).

Tussen octaaf en sextet vindt dus een inhoudelijke wending plaats, die 'volta' of 'chute' wordt genoemd.

Sommige critici menen dat in Shakespeares sonnetten de opbouw anders is. Daar zou de gedachtegang geleidelijk worden opgebouwd in de eerste twaalf regels, en is het afsluitende distichon een enigszins gratuite uitsmijter waarin de gedachte niet verder wordt ontwikkeld. Sommigen, zoals J.C. Bloem, vinden de afsluitende twee regels een overbodige herformulering die niets toevoegt aan wat voorafgaat.

Maar zoals mijn voorbeeld van sonnet 29 al aangeeft, kun je ook in Shakespeares sonnetten na regel 8 vaak de gebruikelijke wending ontwaren. Helen Vendler is een overtuigend pleitbezorger van dit standpunt. Guido de Bruyn gaat zelfs zo ver dat hij Shakespeares sonnetten in zijn vertalingen de typografische indeling van het Europese sonnet meegeeft, dus een octaaf gevolgd door twee terzinen.

En je kunt de kritiek van Bloem ook omdraaien. In plaats van het afsluitende distichon te beschouwen als een wormvormig aanhangsel, kun je het zien als het noodzakelijke sluitstuk van een omgekeerde piramide. Zo bezien is het Shakespeare-sonnet een trechter waarin een gedachte eerst wordt uitgesmeerd over acht regels, vervolgens uitgewerkt, verfijnd en ingedikt in een kwatrijn van vier regels, en tot slot samengeperst tot zijn uiterste essentie in de twee slotregels.

Hoe je hier ook tegenaan kijkt, het staat in ieder geval buiten kijf dat Shakespeare de vrijheid neemt om in een aantal sonnetten maximaal te variëren binnen een vast stramien. Zo is sonnet 66 in feite één lange opsomming, waarbij de onderverdeling in kwatrijnen niet zo relevant is. Sonnet 126 telt slechts 12 regels, 99 heeft er 15, en 145 is het enige sonnet met regels van vier versvoeten in plaats van vijf.

Nummer 126 en 99 zouden we tegenwoordig dan ook geen sonnet noemen. In Shakespeares tijd lag dat iets anders. Hoewel de vorm van wat wij nu onder een sonnet verstaan al vastlag, lag de definitie van de term nog niet helemaal vast. Het woord sonnet werd ook gebruikt als algemene verzamelnaam voor uiteenlopende vormen van korte poëzie. Zo verscheen na de dood van de dichter John Donne een beroemde gedichtenbundel onder de titel Songs and Sonnets. Die bundel bevat geen enkel sonnet in de moderne betekenis van het woord.

Metrum

Ook de afwijkende versregel van Sonnet 145 is geen doodzonde. Voor lengte en metrum van de regels van een sonnet geldt geen bindende richtlijn. Wel is het zo dat het metrum altijd regelmatig is (een sonnet in vrije verzen is eigenlijk geen echt sonnet), meestal jambisch, en meestal vijf- of zesvoetig.

Engelse sonnetdichters schrijven meestal vijfvoetige regels met voeten van twee lettergrepen, de bekende jambische pentameter. Met andere woorden: tien lettergrepen met het basisritme 'paDAM paDAM paDAM paDAM paDAM'.

In Frankrijk werd vaker de zesvoetige alexandrijn gebruikt. Ook in Nederland werd die in de zestiende en zeventiende eeuw meer gebruikt. Latere Nederlandse sonnetdichters gebruiken weer vaker vijfvoetige (en een enkele keer viervoetige) regels.

Ook in de vertalingen op deze site vind je voorbeelden van andere versmaten. Bij sonnet 18 bijvoorbeeld: mijn eerste poging was een vertaling in zesvoetige regels. Erik Honders reageerde met een vertaling die juist één voet minder heeft dan het origineel – een 'jambische viervoeter' met acht lettergrepen per regel.

Nog opvallender zijn zijn vertalingen van sonnet 2 en 113. Daarin heeft elke regel tien lettergrepen, maar slechts vier versvoeten: telkens één jambe gevolgd door een anapest – paDAM papaDAM paDAM papaDAM.

Als je deze vertalingen na elkaar leest, zie je misschien ook dat het veel uitmaakt welk metrum je voor je tekst gebruikt. Erik Honders' vertaling van 18 krijgt met die korte regels een heel andere toon dan mijn breed uitwaaierende zesvoetige vertaling. En sonnet 2 krijgt door het afwijkende metrum iets jachtigs, bijna cabaretesk. Juist die afwisseling van twee verschillende versvoeten, jambe en anapest, lijkt het kunstmatige karakter van het ritme sterker te benadrukken, waardoor de zinnen minder natuurlijk vloeiend klinken.

In een liedje kan zoiets (bijvoorbeeld om komisch effect te sorteren) heel goed van pas komen. Voor sonnetten is die gekunstelde toon minder geschikt. Met alleen jamben krijg je – althans in het Nederlands – regels die veel natuurlijker vloeien.

Meer informatie

Meer informatie over sonnetten vind je op de links op deze pagina.


strofe-indeling
rijmschema
opbouw
metrum
het sonnet op internet


Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154