Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

schilderij van Verwey

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

15

Zo als een kind rijk-zijn niet anders kent
Dan dat het woont in een rijk huis en eet
Van goude’ of zilvren bord, en gaat gekleed
In zacht satijn of bont, en ’t zich gewent,

Dat het door ’t huis vlugge bedienden zendt
Om lieve grillen en nooit anders weet
Of ’t hoort zo dat zijn bedje is toegereed
Met dons, ombeeld met kostbaar ornament; –

Zo ken ook ik mijn rijkdom anders niet
Dan dat ik in u woon als welkom gast,
En mijn en uw ziel zitten samen aan;

Wijl mijn gedachten als bodinnen gaan
Om een zoet woord van u, die mij verrast
Door ’t rijke wonder van uw lach en lied.


Uit: Oorspronkelijk dichtwerk, eerste deel, 1882-1914, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1938.



Aantekeningen:

Het eerste sonnet waarin Verwey het beeld van kinderen gebruikt, waar hij een voorkeur voor heeft. Opvallend is daarbij dat het kind meestal niet zonder meer staat voor onschuld en ongereptheid, dat lijkt eerder een mythe die hij lijkt te willen ontzenuwen – vergelijk de sonnetten 20, 25, 31 en 32. Ook daar: niet het beeld van een kind als ongerept en puur, maar veeleer verwend en daardoor vervreemd van zijn emoties, of van de werkelijkheid.
En vergelijk daarmee ook eens Dèr Mouws sonnet 'Klein kindje heeft verdriet'.


Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44

'Mephistopheles Epicureus'