Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken
English

de 'Droeshout-gravure' van Shakespeare

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy

73

That time of year thou mayst in me behold,
When yellow leaves, or none, or few, do hang
Upon those boughs which shake against the cold,
Bare ruined choirs, where late the sweet birds sang.
In me thou seest the twilight of such day,
As after sunset fadeth in the west,
Which by and by black night doth take away,
Death's second self that seals up all in rest.
In me thou seest the glowing of such fire
That on the ashes of his youth doth lie,
As the death-bed whereon it must expire,
Consumed with that which it was nourished by.
   This thou perceiv'st, which makes thy love more strong,
   To love that well, which thou must leave ere long.

't Seizoen dat ik misschien verbeeld voor jou:
Als geen, of weinig blad, dor en vergeeld,
Aan takken hangt die beven in de kou:
Meer krot dan koor, de vogels uitgekweeld.
In mij zie je de schemer van een dag,
Verstervend waar de zon de einder kust;
Zowat gestolen door de zwarte nacht:
Zegel des doods die 't al in sluimer sust.
In mij zie je het gloeien van een vuur
Dat op de aslaag van zijn jeugd reeds rust,
Als op een sterfbed in het stervensuur,
Door waar het door gevoed werd nu geblust.
   In dit besef, dat liefde groeien doet,
   Bemin je hem die jij straks afstaan moet.


Je ziet in mij wellicht het jaargetijde:
Het blad is geel, of weg, of schaars, het hangt
Aan bogen die tegen de koude strijden,
Een koorruïne, ooit vol vogelzang.
In mij zie je de schemer van de dag,
De zon ging juist al in het westen onder,
Is opgenomen in de zwarte nacht:
Alles heeft in Doods zegel rust gevonden.
In mij zie je het gloeien van het vuur,
De eigen jeugd ligt er onder de as:
Het doodsbed, waar het uitsterft op den duur,
Verterend wat eerst voedsel voor hem was.
   Snap je, dit zal je liefde sterker maken.
   Liefde, die je ten slotte kwijt moet raken.

Die dagen van het jaar in mij aanschouw
Als nauwelijks nog vergeelde blaren hangen
Aan takken rillend in de winterkou –
Vervallen koren stil van vooglenzangen.
In mij zie je een dag die langzaam dooft,
Die scheemrend in het westen ondergaat
En spoedig door de nacht wordt weggeroofd,
's Doods tweede zelf, die alles rusten laat.
In mij zie je een flikkerende vlam,
De eigen jeugd bedolven onder d' as,
Het stervensbed waarvan haar brandstof kwam,
Verteerd door wat haar eens tot voedsel was.
   Dit ziende groeit je liefde sterk en triest:
   Om lief te hebben wat je eens verliest.

Ik maak, ervaar jij wel, zo'n najaar door,
Als aan de takken bladeren, geel, of geen,
Of weinig, rillen van de kou, een koor
Geruimd, vol zoete vogelzang voorheen.

In mij zie jij zo'n dag in schemertijd,
Als in het westen met de zon verzinkt,
Door 't zwart der nacht langzaam aan weggeleid,
Tweeling des Doods, die rust alom afdwingt.

In mij zie jij het broeien van zo'n vuur
Dat smeult op de asrest van zijn jonge gloed,
Als doodsbed voor zijn zeker dovingsuur,
Verteerd door dat waarmee het werd gevoed.

Dit merk jij, wat jouw liefde beter doet
Beminnen wat jij straks verlaten moet.



Commentaar

In mijn commentaar bij sonnet 81 wordt ook dit sonnet aangehaald.

Dit is werk in uitvoering. Een beetje uitleg over gedicht en vertaling hoop ik in de toekomst toe te voegen. Nieuwe vertalingen zijn ook altijd welkom! Als je zelf een vertaling hebt die je hier wel geplaatst of gelinkt wilt zien, mail me dan. Klik rechtsboven voor de vertalingen van Burgersdijk en Verwey. Ook andere vertalingen van dit sonnet, die hier of elders online staan, worden rechtsboven gelinkt.

Voor een Engelstalig commentaar op dit gedicht klik hier.




oude spelling

Andere vertalingen:
Burgersdijk
Verwey
Moulijn-Haitsma Mulier
Decroos
Hélène Swarth
Jonk
Van der Krogt
De Roy van Zuydewijn


Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154