Sonnet 81
Ofwel leef ik en zal uw grafschrift maken;
ofwel leeft gij, als ik al rot in de aard;
aan uw herinnering zal de dood niet raken,
terwijl van mij niet 't minste blijft bewaard.
Uw naam wacht hierbeneden eeuwig leven,
doch ik, eens dood, word weggevaagd door 't Niet.
't Eenvoudigst graf kan de aarde mij slechts geven,
als 's mensen oog u in uw praalgraf ziet.
Uw monument: mijn edel vers dat ooit
thans ongeschapen ogen zullen lezen.
Toekomstige tongen, heeft de dood verstrooid
al wie thans ademt, wekken weer uw wezen.
Dank mijner veder veerkracht leeft gij voort
waar de adem huist: in 's mensen mond en woord.
Vertaling Bert Decorte, 1958.
Uit: Bert Decorte, De mooie ontrouw, vertaalde gedichten, Uitgeverij Walter Soethoudt, 1978.
|