Eeuwige Zomer
Kan ik zeggen: als een zomerdag zijt gij?
Gij die veel lieflijker en zachter zijt;
Ruw weer bedreigt de knopjes nog in Mei,
De zomer heeft maar al te kort de tijd:
Soms schijnt het oog des hemels al te fel
En dikwijls is zijn gouden kleur vervaald:
Van alle schoon kwijnt schoonheid veelal snel,
Door niets, de tol aan de natuur betaald.
Uw eeuwige zomer slechts zal niet vergaan
Noch het schoon verliezen dat gij zelve zijt,
Noch zult gij ooit, ooit in Doods schaduw staan
Als gij in eeuwige regels groeit in tijd.
Zolang de mens de adem wordt gegeven
Zolang leeft dit, en dit geeft u het leven.
Uit: Liefde in veertien regels, sonnetten uit Engeland, Frankrijk en Italië, gekozen en vertaald door Max Nord, Ravensberg Pers, Oosterbeek, 1987.
|