Franks homepage
Nieuw op de site
Contact
Zoeken

foto van Burgersdijk

Shakespeare:
Voorwoord
Bibliografie
Tekstverantwoording
Vertalingen
Bewerkingen
A Lover's Complaint
De sonnetvorm
Shakespeare-links

Vertalers:
Burgersdijk
Albert Verwey
J. Decroos
Boutens
Moulijn-Haitsma Mulier
Jan Campert
Hugo Claus


Tijdgenoten:
Edmund Spenser
John Donne


Statistieken/Privacy
Burgersdijk heeft zijn vertalingen voorzien van een nawoord en aantekeningen bij afzonderlijke gedichten. Dat nawoord moet ik nog verwerken voor internetpublicatie, maar de „aanteekeningen” volgen hieronder. (Ze staan ook bij de afzonderlijke gedichten.)

Ik heb alleen de paginaverwijzingen weggelaten. In de aantekening bij sonnet 25 heb ik 'dichter op' toegevoegd, omdat me daar sprake leek van een zetfout. En ik heb het Grieks bij sonnet 153 en 154 zo goed mogelijk proberen weer te geven, maar er ontbreken veel accenten. Wie daarvoor de html-codes kent, mag het zeggen.

Bron: Dr. L. A. J. Burgersdijk, De Werken van William Shakespeare, deel 12, uitgegeven door E. J. Brill, Leiden, 1884-1888.




xx. Op te merken is, dat dit sonnet, waarin de vrouwelijke schoonheid des vriends geprezen wordt, geheel uit slepende, vrouwelijke regels bestaat.

xxiii. 9. M ij n   b o e k. Het Engelsch heeft eigenlijk „mijne boeken”. De schrijfboeken zijn bedoeld, waarin de dichter de sonnetten schrijft, en die telkens, als er een volgeschreven is of een groep van sonnetten voltooid is, aan den vriend worden toegezonden. Enkelen willen voor bookslooks” lezen. – In r. 12 wordt van een tong gesproken, die meer en beter zou smeeken dan Sh.; wiens tong bedoeld wordt, is onbekend.

xxv. 1. D i e   h u n n e r   s t e r r e n   l i e v ’l i n g   z i j n, enz. Hier, in het volgend sonnet en meermalen zinspeelt de [dichter op] den lagen stand, waarin het lot hem geplaatst heeft.

xxix. Dit sonnet deelt de nachtgedachten mede, waarvan in xxviii. 14, gesproken wordt; vandaar is de vermelding van den leeuwrik, r. 11, zeer gepast. Dit sonnet spreekt van tegenwoordig, het volgend van vroeger leed. Men ziet, de gedichten zijn aaneengeschakeld.

xxx. 2. V o o r   d e n   s t o e l   d a a g. Men vergelijke „Othello”, iii, 3, 138. (Deel vii, blz. 77.)

xxxii. De vermelding van gestorven vrienden in het vorig sonnet brengt den dichter tot de gedachte aan zijn eigen dood. Dit sonnet ziet er uit als een Envoy, zoodat met het volgende eene nieuwe groep begint.

lxvi. De gedachte aan het sterven zijns vriends doet den dichter, in wien wij den schepper van „Hamlet” herkennen, aan zijn eigen.dood denken en aan de vele ellenden en grieven, waar deze hem van bevrijden zou. Doch dan bleef zijn liefde, zijn vriend, alleen in de bedorven wereld achter. Met de klacht, dat deze in zulk een wereld moet leven, vervolgt sonnet lxvii.

lxix. 14. D e   g r o n d   i s,   d a t   g i j   o n d e r   o n k r u i d
g r o e i t. The soil is this, that thou dost common grow. De quarto-uitgave heeft voor „soil” solye, waarom hier ook wel solve gelezen wordt. Het werkwoord to soil wordt in het oud-Engelsch wel eens voor to solve gebruikt, zoodat het naamwoord soil hier ook als solution zou kunnen opgevat worden. Het is mogelijk, dat de woordspeling bedoeld is.

lxxvii. Dat dit sonnet tot geleide gestrekt heeft van een schrijf- of zakboekjen, ligt voor de hand; doch hiermede is nog niet duidelijk, wat een spiegel en een zonnewijzer er mee te maken hebben. De gissing van Dowden hieromtrent is zeer gelukkig en verklaart alles voldoende. Hij onderstelt, dat Shakespeare met sonnet lxxv een nieuwe reeks in een nieuw boek begonnen was en in lxxvi de eentonigheid zijner gedichten verontschuldigd had, doch toen ophield met schrijven, daar hij bespeurde, dat een mededingend dichter de gunst zijns vriends gewonnen had. Hij zendt daarom aan zijn vriend het schrijfboek, dat nog slechts een drietal sonnetten bevatte, toe; daar Schoonheid, Tijd en Gedichten steeds het onderwerp waren geweest der sonnetten, wijst hij hem nu op zijn spiegel, die hem zijne schoonheid moge doen beoordeelen, zijn zonnewijzer, die hem op den gestadigen voortgang des tijds zal wijzen, en het boek, waarin hij zijne gedachten bestendigen moge. – Bij den zonnewijzer denke men aan een klein werktuigjen, zooals toen vaak in den zak gedragen werd; evenzoo denke men aan een zakspiegeltjen.

lxxx. 2.   D a a r   t h a n s   e e n   g r o o t e r   g e e s t   u w
n a a m   v e r h e f t. Men heeft zich veel moeite gegeven om, door den naam van Sh.’s mededinger uit te vorschen, op het spoor te komen van dien zijns vriends, doch het heeft niet mogen baten. Alleen kan men zeggen, dat met den mededinger niet Spencer, noch Daniel, noch anderen, die men wel gegist heeft, maar hoogstwaarschijnlijk de dichter George Chapman bedoeld is, als vertaler van Homerus wel bekend. Deze schreef gedichten met zeer lange versregels, was hoog ingenomen met zijn eigen geleerdheid, zag laag neer op onwetendheid of wat hij er voor hield, was een dichter van de Nacht, gaf in 1594 The Shadow of the Night uit, waar op den titel gezegd wordt, dat het boek twee dichterlijke Hymnen bevat, terwijl in de opdracht van een hemelschen gedienstiger geest, heavenly familiar, gewaagd wordt. In een later gedicht, van 1609, wordt hij door Homerus, als geest, bezocht en bezield; hetzelfde zal hij wellicht ook bij zijn vertaling van Homeras, waarvan een gedeelte in 1596 het licht zag, beweerd hebben. Vergelijkt men hiermede, wat in sonn. lxxviii–lxxxxvi van den mededingenden dichter gezegd wordt, dan zal men erkennen, dat hoogstwaarschijnlijk Chapman bedoeld is.

lxxxvii. In het oorspronkelijke bestaat dit sonnet geheel uit vrouwelijke regels en is ook opmerkelijk door het groot aantal van rechtgeleerde uitdrukkingen.

xciv. 14. De slotregel luidt:

„Lilies, that fester, smell fair morse than weeds.”

   Deze regel komt ook in het Pseudo-Shakespearische drama The reign of King Edward III voor, dat in het jaar 1596 werd uitgegeven, wellicht nadat het reeds eenigen tijd was opgevoerd: As it hath bin sundrie times plaied about the citie of London, leest men op den titel der eerste uitgave. In het sonnet staat deze regel in het innigst verband met het voorafgaande; in het stuk kan hij zeer wel geschrapt worden:

„A spacious field of reasons could I urge:
That poison shows worst in a golden cup;
Dark night seems darker by the lightning flash;
Lilies, that fester, smell far morse than weeds;
And every glory that inclines to sin,
The shame is treble by the opposite.”

Het ligt voor de hand, dat de regel uit het sonnet in het drama is overgegaan, en dus van 1596 of vroeger moet dagteekenen. Mocht, volgens sommigen dit sonnet met de volgende twee tot graaf Pembroke gericht zijn, dan zou deze, die in 1580 geboren was, reeds vóor zijn 16de jaar een vrij twijfelachtige reputatie hebben gehad!

xcvi. 13, 14. Deze slotregels komen ook als zoodanig voor in sonn. xxxvi, waar zij beter op hun plaats zijn dan hier; zij schijnen dus vandaar ontleend te zijn, misschien door den uitgever, als zijn copie hier onvolledig was; doch ook onachtzaamheid van afschrijver of letterzetter kan de oorzaak zijn.

xcvii. 6. Jammer voor de beeldspraak is Herfst in het Nederlandsch mannelijk.

xcviii. 7.   D e e d   m i j   d e   s c h o o n h e i d   v a n   d e n
z o m e r   r o e m e n.   Er staat eigenlijk: „Deed mij een vroolijk zomerhistorietjen vertellen.”

cxi. 7. A l s    v e r f    d e s    v e r v e r s    h a n d.    Men denke b.v. aan den verver, die aan de blauwkuip staat. Wat in r. 10 „walg’lijkste artsenijen” genoemd wordt, heet in het Engelsch potions of eisel. Eisel of Eysell is azijn, vooral bij pest en andere aanstekelijke ziekten een krachtig voorbehoedingsmiddel geacht.

cxiii. 14. Het Engelsch heeft: My most true mind has maketh mine untrue, waarbij dan natuurlijk untrue als substantivum moet opgevat worden en de verklaring luiden moet, zooals Malone ze gaf: „The sincerity of my affection is the cause of my untruth, i. e. my not seeing objects truly.” Volgens deze opvatting is hier ook vertaald. Men heeft ondertusschen ook wel vermoed, dat uit den tekst een woord is weggevallen, en als verbeteringen voorgeslagen: makes my eye untrue, of my eyne untrue; wellicht gist men dan beter: mine eyne untrue.

cxvi. 8. In ’t Engelsch: Whose worth’s unknown, although his height be taken. In Sh.’s tijd werd het woord height, dat bij een ster natuurlijk de hoogte, de verheffing boven den horizon beteekent, ook zeer dikwijls in de beteekenis van waardij gebezigd.

cxviii. 3. Menigeen zal zich misschien uit zijn jeugd nog herinneren, hoe bij niet weinigen de meening bestond, dat men, om recht gezond te blijven, zich éens in de maand moest laten aderlaten of eens in de week een purgeermiddel innemen; de kinderen kregen dan b.v. op Zaterdag avond ieder zijn lepeltjen rhabarberstroop.

cxxi. De dichter heeft in de vorige drie sonnetten wel is waar zijne veelvuldige afdwalingen erkend, maar wijst de aantijgingen van vijandelijke beoordeelaars terug. – Ik heb vroeger, het sonnet meer op zichzelf, buiten zijn verband beschouwende, gemeend, dat het door den tooneelspeler tegen de puriteinen gericht was; zoowel de gedachtengang als verscheidene uitdrukkingen zijn inderdaad met deze onderstelling in overeenstemming.

cxxvi. Blijkbaar is dit twaalfregelig gedicht, dat in een anderen vorm dan een sonnet geschreven is, het besluit van de reeks sonnetten aan den jongen vriend en vormt een goed geheel. Toch meende de uitgever, dat er twee regels aan het eind ontbraken, en plaatste, om dit aan te duiden, twee paar haakjes, onderaan het gedicht, aldus:
      (                                                                  )
      (                                                                  )


cxxvii. Dat de hier bedoelde zwarte schoone aan Shakespeare voor den geest stond, toen hij Rosaline schilderde in „Veel gemin, geen gewin” (Love's labour's lost), is aan geen twijfel onderhevig; men vergelijke aldaar b.v. iv. 3. 250-261 (deel I. blz 394).

cxxviii. 1.    H o e    v a a k,   w a n n e e r   u w    s l a n k e
v i n g’r e n   z w e v e n    enz. De vertaler moest hier het een en ander prijs geven om de hoofdzaak uit te drukken; de eerste regel toch luidt in het Engelsch: How oft, when thou, my music, music play’st etc. Het hier bedoelde muziekinstrument is een spinet of virginaal, een snareninstrument met houten toetsen (in de vertaling tot ivoor veredeld), die door kraaiepennetjes de snaren in trilling brachten. Die toetsen heeten jacks, van welk woord in het sonnet aardig partij getrokken is. Van de jacks wordt de volgende beschrijving gegeven: „The virginal jack was a small flat piece of wood, furnished on the upper part with a quill, affixed to it by springs of bristle. These jacks were directed by the fingerkey to the string, which was struck by the quill then forced past the string by the elastic spring, giving it liberty to sound as long as the finger rested on the key. When the finger was removed, the quill returned to its place, and a small piece of cloth, fixed on the top of the jack, resting on the string, stopped its vibration.”

cxxxv. Dit sonnet, het volgende en sonn. cxciii bevatten de woordspeling met „wil” (gezindheid, neiging), in ’t Engelsch will, en „Wilt”, de verkorting van William. Zulke woordspelingen waren zeer in zwang; zoo vindt men in een raadselboek: The Booke of Merry Riddles, uitgegeven in 1617, als eenenvijftigste raadsel het volgende:
My love’s will
I am content to fulfill
Within this rime his name is framed,
Telt me then how he is named.
Men leze natuurlijk den eersten en den tweeden regel aaneen. – Wat dit sonnet betreft, beteekent wil in den eersten regel „gezindheid”, tenzij men wil aannemen, dat de bedrogen echtgenoot der zwarte schoone ook Will heette, want dan kan hij bedoeld zijn. De eerste Will uit den tweeden regel is Sh.’s vriend, de „Will in overdaad” is Shakespeare zelf, zooals uit den volgenden regel blijkt. – Bij de vertaling van reg. 13 is de regel opgevat, alsof hij, volgens eene gissing, die door Dowden geopperd wordt, aldus gedrukt was:
Let no unkind „No” fair beseechers kill;
waarbij unkind „No” „onvriendelijke weigering”, hier „booze gril” genoemd, beteekent. Leest men, zooals in de uitgaven staat:
Let no unkind, no fair beseechers kill,
dan wordt de uitlegging vrij gedwongen, en moet unkind als substantief, als voor unkind one staande, opgevat worden.

cxxxviii. Dit sonnet zag reeds in 1599 het licht; het komt in den bundel „De Verliefde Pelgrim” voor, evenzoo sonn. cxliv.

cxli. 9.    D o c h    g e e v’    ’t    v e r s t a n d    e n    ’t    v i j f t a l
z i n n e n    r a a d.    In ’t Engelsch : But my five wits nor my five senses can etc. Evenals men vijf zintuigen kent, werden er vijf vermogens van den geest aangenomen, hier five wits geheeten. Uit Stephen Hawes’s gedicht, uitgegeven in 1551, getiteld Grande Amoure [and La Belle Pucel], ch. 24, blijkt, dat de five wits waren: common wit, imagination, fantasy, estimation (d. i. oordeel), and memory.

cxliii. 14. D a t    u    g e w o r d e    u w    Will. Men versta hier onder Will Sh.’s vriend; van dezen moge de schoone zich meester maken, mits zij later weer tot Sh. zelven terugkeere.

cxlv. De echtheid van dit sonnet is niet onverdacht, en dit niet enkel om de afwijkende maat.

cxlvi. De tweede regel van het Engelsch is bedorven en begint met de herhaling van de laatste drie woorden der eersten: My sinful earth these rebel powers that thee array. Men heeft deze op velerlei wijzen trachten te vervangen; ’t zij genoeg van de gissingen te vermelden: Fool’d by.. Hemm’d with.. Press’d by these.. etc.

cliii en cliv. Zeer opmerkelijk is het, dat Shakespeare in deze twee gedichtjes, en vooral in het tweede, een Grieksch epigram nagevolgd heeft, zooals door Dr. Hertzberg aan het licht is gebracht (Sh. Jahrbuch, XIII, pag. 158). Men vindt het epigram in de Anthologia Palatina, IX, epigr.627, en ook in het uittreksel, daaruit door den Byzantijnschen monnik Planudes (c. 1350) vervaardigd (Lib. IV, Tit. XIX, epigr. 22); het is van den scholasticus Marianos (omstreeks de 5de eeuw na Chr.), en luidt als volgt:

Τασδ’ υπο τας πλατανους απαλω πεπεδημενος υπνω
   ευδεν Ερως, νυμφαις λαμπαδα παρθεμενος.
Νυμφαι δ” αλληλη”, „τι μελλομεν; αιθε δε τουτω
   σβεσσαμεν,” ειπον, „ομου πυρ κραδιης μεροπων.”
Λαμπας δ’ ως εφλεξε και υδατα, θερμον εκειθεν
   Νυμφαι ’Ερωτιαδες λουτροχοευσιν υδωρ.

Dat is:

Zoet, door slaap overmand, rustte onder de dichte platanen Eros; vlak bij de bron had hij de fakkel gelegd.
„Dralen wij nog?” zoo spraken de nimfen, „o ware met deze Toorts in der sterv’lingen borst ’t vuur van de liefde gebluscht!”
Maar zijn fakkel ontgloeide de bron, en in ’t boschjen van Eros
Gieten de nimfen nu warm ’t water voor badenden uit.” *)

Hugo de Groot vertaalde het epigram aldus:

Has subter platanos molli dans membra sopori
   Tradiderat Nymphis lampada parvus Amor.
Una, facem rapiens, „quin hanc extinguimus,” inquit,
   „Cedat ut ex hominum pectore flamma vorax.”
Traxerunt etiam laticea incendia. Nymphae
   Hinc fundunt calidas, munus Amoris, aquas.

Hoe Shakespeare het Grieksche epigram kende, is niet uit te maken.




*) Marianos beschrijft in een ander gedicht een park en voorstad van Amaseia (aan de Iris in Pontos), Eros geheeten; daar was zeker het bad gelegen. De naam ’Ερωτιαδες is dus waarschijnlijk een lokale bijnaam der nimfen; hierom vertaalde ik: „in ’t boschjen van Eros.” – Varianten in den eersten regel zijn: Ταδ’ en τετρυμενος.


Engelse teksten
oude spelling
Andere vertalingen:
Verwey
Decroos

Aanteekeningen
Alles op 1 pagina
Digitaal boek

Lover's Complaint


Sonnet 1
Sonnet 2
Sonnet 3
Sonnet 4
Sonnet 5
Sonnet 6
Sonnet 7
Sonnet 8
Sonnet 9
Sonnet 10
Sonnet 11
Sonnet 12
Sonnet 13
Sonnet 14
Sonnet 15
Sonnet 16
Sonnet 17
Sonnet 18
Sonnet 19
Sonnet 20
Sonnet 21
Sonnet 22
Sonnet 23
Sonnet 24
Sonnet 25
Sonnet 26
Sonnet 27
Sonnet 28
Sonnet 29
Sonnet 30
Sonnet 31
Sonnet 32
Sonnet 33
Sonnet 34
Sonnet 35
Sonnet 36
Sonnet 37
Sonnet 38
Sonnet 39
Sonnet 40
Sonnet 41
Sonnet 42
Sonnet 43
Sonnet 44
Sonnet 45
Sonnet 46
Sonnet 47
Sonnet 48
Sonnet 49
Sonnet 50
Sonnet 51
Sonnet 52
Sonnet 53
Sonnet 54
Sonnet 55
Sonnet 56
sonnet 57
Sonnet 58
Sonnet 59
Sonnet 60
Sonnet 61
Sonnet 62
Sonnet 63
Sonnet 64
Sonnet 65
Sonnet 66
Sonnet 67
Sonnet 68
Sonnet 69
Sonnet 70
Sonnet 71
Sonnet 72
Sonnet 73
Sonnet 74
Sonnet 75
Sonnet 76
Sonnet 77
Sonnet 78
Sonnet 79
Sonnet 80
sonnet 81
Sonnet 82
Sonnet 83
Sonnet 84
Sonnet 85
Sonnet 86
Sonnet 87
Sonnet 88
Sonnet 89
Sonnet 90
Sonnet 91
Sonnet 92
Sonnet 93
Sonnet 94
Sonnet 95
Sonnet 96
Sonnet 97
Sonnet 98
Sonnet 99
Sonnet 100
Sonnet 101
Sonnet 102
Sonnet 103
Sonnet 104
Sonnet 105
Sonnet 106
Sonnet 107
Sonnet 108
Sonnet 109
Sonnet 110
Sonnet 111
Sonnet 112
Sonnet 113
Sonnet 114
Sonnet 115
Sonnet 116
Sonnet 117
Sonnet 118
Sonnet 119
Sonnet 120
Sonnet 121
Sonnet 122
Sonnet 123
Sonnet 124
Sonnet 125
Sonnet 126
Sonnet 127
Sonnet 128
Sonnet 129
Sonnet 130
Sonnet 131
Sonnet 132
Sonnet 133
Sonnet 134
Sonnet 135
Sonnet 136
Sonnet 137
Sonnet 138
Sonnet 139
Sonnet 140
Sonnet 141
Sonnet 142
Sonnet 143
Sonnet 144
Sonnet 145
Sonnet 146
Sonnet 147
sonnet 148
Sonnet 149
Sonnet 150
Sonnet 151
Sonnet 152
Sonnet 153
Sonnet 154
Lover's Complaint