CXXII.
’k Draag uw geschenk, uw album, volgeschreven,
In ’t brein, en ’k houd dit in gedachtenis,
Die duurt, die ijd’len pronk zal overleven,
Den tand des tijds trotseert, ja eeuwig is;
Ten minste, zoolang beide, brein en hart,
In mij met volle levenskracht bestaan,
Elk voor zijn deel in u verderf’nis tart,
Zal nimmer uwe heugenis vergaan.
Dat nietig boek kon zooveel niet omvatten,
En ’k wil geen kerfstok voor uw liefde; stout
Gaf ik uw gift dus weg, en heb mijn schatten,
Aan wat u waardig huisvest, toevertrouwd.
Behoefde ik hulp, opdat ik aan u dacht,
Ik wierd om mijn vergetelheid veracht.
Uit: Dr. L. A. J. Burgersdijk, De Werken van William Shakespeare, deel 12, uitgegeven door E. J. Brill, Leiden, 1884-1888.
|