CXXII
Het heugboek, uw geschenk, is in mijn brein,
Beteekend met geduurge erinnering,
Die hoog boven die ijdle rang zal zijn,
In iedre tijd, zelfs als de tijd verging.
Zoo lang voor ’t minst als menschgeest en gemoed
Door de natuur bestemd zijn te bestaan;
Tot elk zijn aandeel in u overdoet
Aan de vergetelheid, zal ’t niet vergaan.
Wat arm gedenkblad, dat maar weinig houdt!
Ik hoef uw liefde ook niet door merken meten.
Het weg te geven heb ik mij verstout
En steun op heugboeken die nooit vergeten.
Een hulp die mijn herinnering bevat
Zou mij doen denken dat ik u vergat.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|