XXXIX
Hoe zal ’k uw waarde naar behooren zingen
Als ’k u met recht als mijn best deel benoem?
Hoe kan ikzelf naar eigen lofspraak dingen
En wat is ’t dan mijzelf als ik u roem?
Laat ons daarom voortaan gescheiden leven
En niet meer zeggen: onze liefde is een.
Opdat ik door die scheiding u mag geven
Wat u verschuld is, maar aan u alleen.
O afzijn, wat een martling zoudt gij blijken,
Gaf zure vrijheid mij niet zoete kans
De tijd met liefdedroomen te verrijken,
Zoodat ik niet meer weet van toen en thans.
En ’t afzijn leert mij een tot twee te maken,
Daar ’k hem hier prijs, die ’k ginder moest verzaken.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|