VI
Laat dan niet winters dorre hand uw zomer
Ontblaadren voor uw bloei een filter vond.
Maak een fiool zoetgeurig: wees geen schromer
Uw schat te bergen eer hem tijd verslond.
Verboden woeker is die voorzorg niet,
Die blij maakt wie betaalt voor ’t welkom leen;
Dat is: als rente een tweede zelf u biedt;
Of tienmaal blij als ’t zijn mag tien voor een.
Gijzelf waart tienmaal blijder dan ge zijt,
Zoo ge uzelf tienmaal zaagt in ’t licht gebracht.
Wat kon de dood doen als gij van ons scheidt,
Maar voort blijft leven in uw nageslacht?
Wees niet stijfhoofdig: zorg wanneer ge sterft,
Dat niet de dood u rooft, de worm u erft.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|