IX
Is het uit vrees een weduw te doen weenen,
Dat gij uzelf in eenlingschap verteert?
Ach, ware ’t ge gingt zonder afkomst henen,
Dan werd de wereld door uw dood gedeerd.
De wereld werd uw weduw en zou klagen
Dat gij geen beeltnis van u achterliet,
Terwijl iedre and’re weduw troost kan vragen
Aan kinderoogen waar ’s mans beeld zij ziet.
Wat een verkwister in de wereld spilt,
Verandert maar van plaats: de wereld houdt het,
Maar schoonheid, als ge ze eens verwoesten wilt,
Komt nimmer weer, en al wie leeft berouwt het.
Erken dat heel geen liefde in ’t hart bestaat
Dat zulk een schandelijke moord begaat.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|