XXI
Zoo is het niet met mij als met die schrijver
Wiens vers ontstond uit een geschilderd lief,
Die zelfs de hemel koos tot sier, wiens ijver
Al ’t schoon dat is tot eigen schoon verhief.
Die trotsche vergelijkingen beproefde
Met zon en maan, parel en diamant,
Met meigebloemt, en geen ding niet behoefde
Van wat de hemelronding in zich bant.
Aanvaard me, in liefde waar, als schrijver waar,
En neem dit aan: mijn lief is even schoon
Als welk mensch ook, al glanst het niet zoo klaar
Als gouden kaarsen om een hemeltroon.
Wie schat naar ’t hoorenzeggen, volg zijn wijs.
Ik hoef niet prijzen, want ik vraag geen prijs.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|