CX
Helaas, ’t is waar, ik liep mijn dwaze loop,
Maakte mijzelf tot een veelkleurige zot,
Bedierf mijn geest, hief ’t kostlijkste te koop,
Gaf nieuwe neiging ’t oude en slechte slot.
Heel waar is ’t dat ik keek naar eer en deugd
Loenschend en vreemd; maar hoor nu ook mijn eed:
Die vlekken zelf gaven me een nieuwe jeugd
Nu ik na ’t slechtste uw liefde als ’t beste weet.
Neem, nu dit eindde, wat geen einde heeft.
Mijn eetlust maakt nu langer niet te schand
Een ouder vriend die mij zijn liefde geeft,
Een god in liefde, aan wie ik ben verpand.
Heet me dan welkom, waarheen meest mij dorst,
Aan uw getrouwe en reine en lieve borst.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|