LVI
Liefde, vernieuw uw kracht; tenzij ge wilt
Dat uw sneê stomper wordt dan de eetlust placht,
Die gistren wel door voedsel werd gestild
Maar heden weer hersteld in de oude macht.
Wees gij zoo, liefde; vullende vandaag
Uw hongrige oogen tot zij vaakrig blinken.
Zie morgen weer, en laat niet, al te traag,
De liefdegeest in eeuwge dofheid zinken.
Die droeve tusschenpoos zij de oceaan,
Die kusten scheidt waar twee nieuwe beminden
Daaglijks aan de oevers komen, en verstaan
Zalige weerkeer als ze elkander vinden.
Of noem haar winter, die, vervuld van leed,
Het zomerwelkom schoon en heerlijk weet.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|