X
Schaam u en zeg dat ge geen liefde kent,
Gij, onbezorgd voor ’t eigene gevaar.
Bemind te worden zijt ge wel gewend,
Maar dat ge zelf niet mint, is al te klaar.
Want u bezielt een zoo misdadige haat,
Dat ge u zelfs inspant tot uw eigen pijn,
En naar vernieling van ’t schoon welfsel staat
Waarvan ’t herstel uw hoogste wensch moest zijn.
O wend uw zin, dat ik ’t mijn oordeel doe.
Bouw niet de haat, maar liefde een schoon gewelf.
Sluit voor uw eigen goedheid ’t hart niet toe
Of wees, voor ’t minst, goedhartig voor uzelf.
Maak u een nieuw zelf en verhoor mij nu,
Dat schoonheid leve in de uwen en in u.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|