XXXII
Zoo gij de wel-gewenschte dag beleeft
Als, stof in stof, ik viel voor de al-verwinnaar,
En mooglijk nog een keer uw aandacht geeft
Aan ’t arm ruig rijm van uw gestorven minnaar,
Gedenk dan deze tijd van slechte gunst,
En schoon elk andre pen mijn vers verslaat,
Heb ’t om mijn liefde lief, niet om mijn kunst,
Die een gelukkiger volk te boven gaat.
Gun mij dan enkel dit beminnend woord:
„Was met dees groeiende eeuw mijn vriend gegroeid,
Zijn liefde leefde in heerlijker geboort,
Die hooger schreed en vorstlijker geschoeid.
Maar daar hij stierf vóór de eeuw dichters geriefde,
Lees ’k andren om hun stijl, hem om zijn liefde.”
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|