C
Waar zijt gij, Muze, die uw taak verliet
En spreekt niet meer van de oorsprong van uw kracht?
Besteedt ge uw geestdrift aan een waardloos lied?
Het laagre vierend mindert ge eigen macht?
Vergeetachtige Muze, keer en boet
In zachte maten de verloren tijd.
Hij heeft het oor dat min goed scheidt van goed,
Hij helpt uw pen aan stof en vaardigheid.
Rijs, trage Muze, en schouw mijn liefs gelaat
En zie of Tijd daar ooit een rimpel groef.
Zoo ja, schrijf een satire op wat vergaat
En zorg dat Tijd niet op zijn roofgoed snoef.
Bezing mijn lief voordat de Tijd hem pres,
Voorkom zijn zeis en zijn gekromde mes.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|