LXXVIII
Ik heb zoo vaak u als mijn Muze aanbeden
En vond zoo kostbre hulp voor mijn gedicht
Dat alle ons vreemde pennen ook zoo deden
En hebben u hun liedren toegericht.
Uw oogen die de stommen ’t zingen leerden
En ’t vliegen aan de loome onwetendheid,
Bevederden de wiek van de geleerden
En gaven gratie grooter majesteit.
Maar mijn schrift heffe uw trots op hooger peil,
Wiens invloed de uwe is en uit u geboren.
In andrer werk betert ge alleen de stijl,
Maakt kunst bekoorlijker door uw bekoren.
Mijn kunst is de uwe alleen, en uw beleid
Heft tot geleerdheid mijn onwetendheid.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|