CXLI
Geloof me, ik heb u niet met de oogen lief.
Zij zien uw feilen, een ontelbaar rot.
Mijn hart bemint u ondanks meenge grief,
Ten spijt van de oogen is ’t op u verzot.
Noch zijn mijn ooren door uw stem verrukt;
Noch teer gevoel met laagre aanraking één,
Noch smaak noch reuk, wenschen dat hun gelukt
Het minste zinnenfeest met u alleen.
Maar geest noch zin, beide vijfvoudig, kan
Een dwaas hart hindren tot uw dienst te zijn.
’t Laat stuurloos dit afbeeldsel van een man,
Voor ’t slaafdom van uw trots, en leenmans pijn.
Zoover alleen vind ik mijn leed gegrond
Dat zij die mij doet zondigen, mij ook wondt.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|