LXXXII
Gij hebt mijn Muze niet gehuwd, en moogt
Dus zonder misdrijf op de woorden letten
Van de opdracht waarmee meenge schrijver poogt
Zijn boek iets van uw schoonheid bij te zetten.
Ge zijt in kennis als in schoonheid rijk,
Zoodat uw schat mijn lof te buiten gaat,
Geen wonder dat ge gaarne in uw bereik
Een zegel hebt waarop „vooruitgang” staat.
Zij het dan zoo. Maar wordt ge, naar hun doel,
Met overspannen rhetoriek bediend,
Voor waar schoon vondt ge waarlijk meegevoel
In simple taal bij een waar-sprekend vriend.
En hun grof smeersel, hoewel goed gebruikt
Waar de wang kleur hoeft, is aan u misbruikt.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|