LXXXVIII
Als ge geneigd zult zijn mij scherp te rechten
En mijn verdienste smadelijk bestrijdt,
Zal ’k aan uw zij tegen mijzelve vechten,
Bepleit uw deugd, schoon ge meineedig zijt.
Zijnde met eigen fouten best bekend,
Zal ’k als uw helper een verhaal verzinnen
Van schuld, een aanklacht, tegen mij gewend,
Zoodat gij, mij verliezend, roem zult winnen.
En daaruit valt ook mij een voordeel toe,
Want daar ik u als eenig doel belij,
Zullen de schaden die ’k mijzelve doe,
Uw voordeel, dubbel voordeel zijn voor mij.
Zoo is mijn liefde: ik hoor aan u zoo graag,
Dat om uw recht ik gaarne alle onrecht draag.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|