CXXXXIX
O verg me niet het onrecht goed te praten
Waartoe uw hartloosheid eens heeft beslist.
Laat niet uw oog, alleen uw tong mij haten,
Tart kracht met kracht, en dood me niet door list.
Zeg me dat ge elders mint, maar voor mijn oogen,
Lief hart, keer niet uw oogen van mij af.
Waarom met list verslaan daar uw vermogen
Meer dan mijn kracht is, die me al half begaf.
Laat me u ontschuldigen: „want mijn lief weet goed
Dat haar lieve oogen mij vijandig waren.
Zoo richt zij die, niet mijn oog tegemoet,
Maar elders heen, dat mij haar schoten sparen.”
Maar doe het niet: ik ben reeds half gedood.
Dood me rechtstreeks met blikken, eind mijn nood.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|