CV
Houd niet mijn liefde voor afgoderij
Noch mijn beminde voor een afgodsbeeld,
Alleen omdat ik heel mijn hulde wij
Aan één, van één aldoor spreek onverdeeld.
Goed is mijn lief vandaag, en morgen goed,
Altijd getrouw in ongemeten maat,
Zoodat mijn vers, stem van een trouw gemoed,
Eén ding zegt, en verschil ter zijde laat.
„Schoon goed en waar” is mijn geheele leus,
„Schoon goed en waar”, steeds wisselend bewoord,
Tot andre vinding heeft mijn kunst geen keus,
Die drie in één, en rijker geen akkoord.
Schoon goed en waar leefden vaak elk alleen,
Maar nooit vóór nu woonden die drie in een.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
Aantekeningen:
r. 3 wij = wijd.
|