CXXXVIII
Als mijn lief zweert dat ze is gemaakt uit trouw,
Geloof ik haar al weet ik dat ze liegt,
Opdat ze voor een groene knaap mij hou,
Onkundig hoe de weerld listig bedriegt.
Mij vleit te denken: zij beschouwt me als jong;
Ofschoon ze weet dat zich mijn dag reeds wendt.
En zoo vertrouw ik grif haar valsche tong.
Weerzijds wordt simple waarheid dus miskend.
Waarom dan zegt ze niet: ik sprak onwaar?
En waarom zeg ik niet: ik ben al oud?
Ach, liefde momt zich best in trouwgebaar
En geen oud minnaar meldt wat hem berouwt.
Daarom lieg ik met haar en zij met mij,
Wij liegen feilen weg met vleierij.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|