CII
Mijn liefde is sterker, schoon zij zwak gebaarde,
Zij is niet minder, schoon zij ’t minder meldt.
Die liefde is koopwaar, wier geprezen waarde
Aan elk op straat door de eignaar wordt verteld.
Toen onze liefde jong was, in haar lente,
Placht ik door liederen haar te behagen,
Zoo volgt de meerle in ’t voorjaar haar gewente,
Maar bergt haar fluit bij groei van rijper dagen.
Niet dat het zomer meer aan vreugde ontbrak,
Dan toen haar klagend lied de nachtlucht streelde,
Maar wildzang lastte nu op iedre tak,
En te gemeene vreugd verliest haar weelde.
Daarom als zij, spreek ik bij wijlen niet,
Om u niet te vervelen met mijn lied.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|