XLV
Hun weerpaar: lichte lucht en loutrend vuur
Zoeken slechts u, ik mag dan zijn waar ’k wil.
De eerste is mijn denken, ’t andre mijn natuur
Die u begeert: – her-der glijden ze stil.
Want zijn die vluggere elementen heen,
Liefdegezanten, aan uw dienst verpand,
Dan zink ik, niet met vier, maar twee alleen,
Als dood terneer, door zwaarmoed overmand.
Totdat mijn levens saamstel weer geneest
Wanneer die boden komen met uw groet,
Daar zijn ze en zeggen ’k heb te onrecht gevreesd
Voor uw gezondheid, want ge maakt het goed.
Dan ben ik blij, maar korter dan ik hoef:
Ik zend ze u weer en voel me aanstonds weer droef.
Uit: Shakespeare's Sonnetten, nagedicht door Albert Verwey, Mees, 1933.
|